conjugate
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
vallen to fall
vangen to catch
varen to sail
vechten to fight
vegen to sweep
veranderen to change
verbeteren to improve
verbieden to forbid
verdienen to earn/deserve
verdwijnen to disappear
vergeten to forget
verhuizen to move (house)
verkopen to sell
verlaten to leave/abandon
verliezen to lose
vermoeden to suspect
veroorzaken to cause
verplaatsen to move (something)
verstaan to understand
versturen to send/dispatch
vertalen to translate
vertellen to tell
vertragen to slow down/delay
vertrekken to depart
vertrouwen to trust
vervangen to replace
verwachten to expect
verwerken to process
verwijderen to remove/delete
verzamelen to collect/gather
verzenden to send/ship
verzinnen to make up/invent
verzoeken (to request)
vieren (to celebrate)
vinden (to find/think (opinion))
vliegen (to fly)
vluchten (to flee)
voelen (to feel)
voeren (to conduct/carry/feed)
volgen (to follow)
voltooien (to complete/finish)
voorbereiden (to prepare)
voorkomen (to occur)
voorlezen (to read aloud)
voorstellen (to propose/introduce)
vormen (to form/shape)
vragen (to ask)
vriezen (to freeze (weather))