onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik eindig
jij/je eindigt
hij/zij/het/u eindigt
wij/we eindigen
jullie eindigen
zij/ze eindigen
onvoltooid verleden tijdpast
ik eindigde
jij/je eindigde
hij/zij/het/u eindigde
wij/we eindigden
jullie eindigden
zij/ze eindigden
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik ben geëindigd
jij/je bent geëindigd
hij/zij/het/u is geëindigd
wij/we zijn geëindigd
jullie zijn geëindigd
zij/ze zijn geëindigd
voltooid verleden tijdpast perfect
ik was geëindigd
jij/je was geëindigd
hij/zij/het/u was geëindigd
wij/we waren geëindigd
jullie waren geëindigd
zij/ze waren geëindigd
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal eindigen
jij/je zult eindigen
hij/zij/het/u zal eindigen
wij/we zullen eindigen
jullie zullen eindigen
zij/ze zullen eindigen
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal zijn geëindigd
jij/je zult zijn geëindigd
hij/zij/het/u zal zijn geëindigd
wij/we zullen zijn geëindigd
jullie zullen zijn geëindigd
zij/ze zullen zijn geëindigd
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou eindigen
jij/je zou eindigen
hij/zij/het/u zou eindigen
wij/we zouden eindigen
jullie zouden eindigen
zij/ze zouden eindigen
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou zijn geëindigd
jij/je zou zijn geëindigd
hij/zij/het/u zou zijn geëindigd
wij/we zouden zijn geëindigd
jullie zouden zijn geëindigd
zij/ze zouden zijn geëindigd
gebiedende wijs: eindig
tegenwoordig deelwoord: eindigend
voltooid deelwoord: geëindigd
Use the verb eindigen when something ends by itself (De film is geëindigd). If a person ends something on purpose, use the verb beëindigen (Hij heeft het gesprek beëindigd).
Onvoltooid tegenwoordige tijdPresent:
De film eindigt om tien uur.
The film ends at ten oclock.
Onvoltooid verleden tijdPast:
De wedstrijd eindigde in een gelijkspel.
The match ended in a draw.
Voltooid tegenwoordige tijdPresent perfect:
Het concert is geëindigd.
The concert has ended.
Gebiedende wijsImperative:
Eindig met een korte samenvatting.
End with a short summary.