Display tenses in English

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik sla af

jij/je slaat af

hij/zij/het/u slaat af

wij/we slaan af

jullie slaan af

zij/ze slaan af

onvoltooid verleden tijdpast

ik sloeg af

jij/je sloeg af

hij/zij/het/u sloeg af

wij/we sloegen af

jullie sloegen af

zij/ze sloegen af

voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik ben/heb afgeslagen

jij/je bent/hebt afgeslagen

hij/zij/het/u is/heeft afgeslagen

wij/we zijn/hebben afgeslagen

jullie zijn/hebben afgeslagen

zij/ze zijn/hebben afgeslagen

voltooid verleden tijdpast perfect

ik was/had afgeslagen

jij/je was/had afgeslagen

hij/zij/het/u was/had afgeslagen

wij/we waren/hadden afgeslagen

jullie waren/hadden afgeslagen

zij/ze waren/hadden afgeslagen

onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal afslaan

jij/je zult afslaan

hij/zij/het/u zal afslaan

wij/we zullen afslaan

jullie zullen afslaan

zij/ze zullen afslaan

voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal zijn/hebben afgeslagen

jij/je zult zijn/hebben afgeslagen

hij/zij/het/u zal zijn/hebben afgeslagen

wij/we zullen zijn/hebben afgeslagen

jullie zullen zijn/hebben afgeslagen

zij/ze zullen zijn/hebben afgeslagen

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou afslaan

jij/je zou afslaan

hij/zij/het/u zou afslaan

wij/we zouden afslaan

jullie zouden afslaan

zij/ze zouden afslaan

voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou zijn/hebben afgeslagen

jij/je zou zijn/hebben afgeslagen

hij/zij/het/u zou zijn/hebben afgeslagen

wij/we zouden zijn/hebben afgeslagen

jullie zouden zijn/hebben afgeslagen

zij/ze zouden zijn/hebben afgeslagen

gebiedende wijsimperative

jij/je sla af

hij/zij/het/u slaat u af

wij/we laten we afslaan

jullie slaat af