Display tenses in English

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik ruim af

jij/je ruimt af

hij/zij/het/u ruimt af

wij/we ruimen af

jullie ruimen af

zij/ze ruimen af

onvoltooid verleden tijdpast

ik ruimde af

jij/je ruimde af

hij/zij/het/u ruimde af

wij/we ruimden af

jullie ruimden af

zij/ze ruimden af

voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb afgeruimd

jij/je hebt afgeruimd

hij/zij/het/u heeft afgeruimd

wij/we hebben afgeruimd

jullie hebben afgeruimd

zij/ze hebben afgeruimd

voltooid verleden tijdpast perfect

ik had afgeruimd

jij/je had afgeruimd

hij/zij/het/u had afgeruimd

wij/we hadden afgeruimd

jullie hadden afgeruimd

zij/ze hadden afgeruimd

onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal afruimen

jij/je zult afruimen

hij/zij/het/u zal afruimen

wij/we zullen afruimen

jullie zullen afruimen

zij/ze zullen afruimen

voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben afgeruimd

jij/je zult hebben afgeruimd

hij/zij/het/u zal hebben afgeruimd

wij/we zullen hebben afgeruimd

jullie zullen hebben afgeruimd

zij/ze zullen hebben afgeruimd

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou afruimen

jij/je zou afruimen

hij/zij/het/u zou afruimen

wij/we zouden afruimen

jullie zouden afruimen

zij/ze zouden afruimen

voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben afgeruimd

jij/je zou hebben afgeruimd

hij/zij/het/u zou hebben afgeruimd

wij/we zouden hebben afgeruimd

jullie zouden hebben afgeruimd

zij/ze zouden hebben afgeruimd

gebiedende wijsimperative

jij/je ruim af

hij/zij/het/u ruimt u af

wij/we laten we afruimen

jullie ruimt af