Display tenses in English

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik haal af

jij/je haalt af

hij/zij/het/u haalt af

wij/we halen af

jullie halen af

zij/ze halen af

onvoltooid verleden tijdpast

ik haalde af

jij/je haalde af

hij/zij/het/u haalde af

wij/we haalden af

jullie haalden af

zij/ze haalden af

voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb afgehaald

jij/je hebt afgehaald

hij/zij/het/u heeft afgehaald

wij/we hebben afgehaald

jullie hebben afgehaald

zij/ze hebben afgehaald

voltooid verleden tijdpast perfect

ik had afgehaald

jij/je had afgehaald

hij/zij/het/u had afgehaald

wij/we hadden afgehaald

jullie hadden afgehaald

zij/ze hadden afgehaald

onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal afhalen

jij/je zult afhalen

hij/zij/het/u zal afhalen

wij/we zullen afhalen

jullie zullen afhalen

zij/ze zullen afhalen

voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben afgehaald

jij/je zult hebben afgehaald

hij/zij/het/u zal hebben afgehaald

wij/we zullen hebben afgehaald

jullie zullen hebben afgehaald

zij/ze zullen hebben afgehaald

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou afhalen

jij/je zou afhalen

hij/zij/het/u zou afhalen

wij/we zouden afhalen

jullie zouden afhalen

zij/ze zouden afhalen

voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben afgehaald

jij/je zou hebben afgehaald

hij/zij/het/u zou hebben afgehaald

wij/we zouden hebben afgehaald

jullie zouden hebben afgehaald

zij/ze zouden hebben afgehaald

gebiedende wijsimperative

jij/je haal af

hij/zij/het/u haalt u af

wij/we laten we afhalen

jullie haalt af