onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
ik dring aan
jij/je dringt aan
hij/zij/het/u dringt aan
wij/we dringen aan
jullie dringen aan
zij/ze dringen aan
onvoltooid verleden tijdpast
ik drong aan
jij/je drong aan
hij/zij/het/u drong aan
wij/we drongen aan
jullie drongen aan
zij/ze drongen aan
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect
ik heb aangedrongen
jij/je hebt aangedrongen
hij/zij/het/u heeft aangedrongen
wij/we hebben aangedrongen
jullie hebben aangedrongen
zij/ze hebben aangedrongen
voltooid verleden tijdpast perfect
ik had aangedrongen
jij/je had aangedrongen
hij/zij/het/u had aangedrongen
wij/we hadden aangedrongen
jullie hadden aangedrongen
zij/ze hadden aangedrongen
onvoltooid toekomende tijdfuture
ik zal aandringen
jij/je zult aandringen
hij/zij/het/u zal aandringen
wij/we zullen aandringen
jullie zullen aandringen
zij/ze zullen aandringen
voltooid toekomende tijdfuture perfect
ik zal hebben aangedrongen
jij/je zult hebben aangedrongen
hij/zij/het/u zal hebben aangedrongen
wij/we zullen hebben aangedrongen
jullie zullen hebben aangedrongen
zij/ze zullen hebben aangedrongen
onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
ik zou aandringen
jij/je zou aandringen
hij/zij/het/u zou aandringen
wij/we zouden aandringen
jullie zouden aandringen
zij/ze zouden aandringen
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
ik zou hebben aangedrongen
jij/je zou hebben aangedrongen
hij/zij/het/u zou hebben aangedrongen
wij/we zouden hebben aangedrongen
jullie zouden hebben aangedrongen
zij/ze zouden hebben aangedrongen
gebiedende wijsimperative
jij/je dring aan
hij/zij/het/u dringt u aan
wij/we laten we aandringen
jullie dringt aan
tegenwoordig deelwoord: aandringend
voltooid deelwoord: aangedrongen
Onvoltooid tegenwoordige tijdPresent:
Hij dringt aan op een snelle beslissing.
He insists on a quick decision.
Onvoltooid verleden tijdPast:
De voorzitter drong aan op stilte.
The chair insisted on silence.
Voltooid tegenwoordige tijdPresent perfect:
We hebben aangedrongen op meer tijd.
We have insisted on more time.