Dutch Conjugations - AANDOEN Hidden OG Image
  polytripper

  


aandoen
   
- to put on/turn on

strong (sterk) separable aux: hebben deed aan — aangedaan



onvoltooid tegenwoordige tijdpresent
onvoltooid verleden tijdpast
voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik
doe aan
deed aan
heb aangedaan
jij/je
doet aan
deed aan
hebt aangedaan
hij/zij/het/u
doet aan
deed aan
heeft aangedaan
wij/we
doen aan
deden aan
hebben aangedaan
jullie
doen aan
deden aan
hebben aangedaan
zij/ze
doen aan
deden aan
hebben aangedaan

voltooid verleden tijdpast perfect
onvoltooid toekomende tijdfuture
voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik
had aangedaan
zal aandoen
zal hebben aangedaan
jij/je
had aangedaan
zult aandoen
zult hebben aangedaan
hij/zij/het/u
had aangedaan
zal aandoen
zal hebben aangedaan
wij/we
hadden aangedaan
zullen aandoen
zullen hebben aangedaan
jullie
hadden aangedaan
zullen aandoen
zullen hebben aangedaan
zij/ze
hadden aangedaan
zullen aandoen
zullen hebben aangedaan

onvoltooid verleden toekomende tijdconditional
voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect
gebiedende wijsimperative

ik
zou aandoen
zou hebben aangedaan
--
jij/je
zou aandoen
zou hebben aangedaan
doe aan
hij/zij/het/u
zou aandoen
zou hebben aangedaan
doet u aan
wij/we
zouden aandoen
zouden hebben aangedaan
laten we aandoen
jullie
zouden aandoen
zouden hebben aangedaan
doet aan
zij/ze
zouden aandoen
zouden hebben aangedaan
--

onvoltooid tegenwoordige tijdpresent

ik doe aan

jij/je doet aan

hij/zij/het/u doet aan

wij/we doen aan

jullie doen aan

zij/ze doen aan


onvoltooid verleden tijdpast

ik deed aan

jij/je deed aan

hij/zij/het/u deed aan

wij/we deden aan

jullie deden aan

zij/ze deden aan


voltooid tegenwoordige tijdpresent perfect

ik heb aangedaan

jij/je hebt aangedaan

hij/zij/het/u heeft aangedaan

wij/we hebben aangedaan

jullie hebben aangedaan

zij/ze hebben aangedaan


voltooid verleden tijdpast perfect

ik had aangedaan

jij/je had aangedaan

hij/zij/het/u had aangedaan

wij/we hadden aangedaan

jullie hadden aangedaan

zij/ze hadden aangedaan


onvoltooid toekomende tijdfuture

ik zal aandoen

jij/je zult aandoen

hij/zij/het/u zal aandoen

wij/we zullen aandoen

jullie zullen aandoen

zij/ze zullen aandoen


voltooid toekomende tijdfuture perfect

ik zal hebben aangedaan

jij/je zult hebben aangedaan

hij/zij/het/u zal hebben aangedaan

wij/we zullen hebben aangedaan

jullie zullen hebben aangedaan

zij/ze zullen hebben aangedaan


onvoltooid verleden toekomende tijdconditional

ik zou aandoen

jij/je zou aandoen

hij/zij/het/u zou aandoen

wij/we zouden aandoen

jullie zouden aandoen

zij/ze zouden aandoen


voltooid verleden toekomende tijdconditional perfect

ik zou hebben aangedaan

jij/je zou hebben aangedaan

hij/zij/het/u zou hebben aangedaan

wij/we zouden hebben aangedaan

jullie zouden hebben aangedaan

zij/ze zouden hebben aangedaan


gebiedende wijsimperative

jij/je doe aan

hij/zij/het/u doet u aan

wij/we laten we aandoen

jullie doet aan



tegenwoordig deelwoord: aandoend

voltooid deelwoord: aangedaan


Example Sentences


Onvoltooid tegenwoordige tijdPresent:

Ik doe mijn jas aan.

I put on my coat.


Onvoltooid verleden tijdPast:

Hij deed het licht aan.

He turned on the light.


Voltooid tegenwoordige tijdPresent perfect:

We hebben de lamp aangedaan.

We have turned on the lamp.